- geven
- {{geven}}{{/term}}1 [algemeen]donner2 [+ om][gesteld zijn op] être attaché (à)3 [erg, hinderlijk zijn] 〈vaak〉 faire♦voorbeelden:1 de dokter geeft er wel wat voor • le docteur donnera qc. pour çaik geef er een gulden voor • j'en donne un florinmen gaf hem nog geen vijftig jaar • on ne lui donnait pas cinquante ansde kou gaf haar een kleur • le froid lui donnait des couleursop een gegeven ogenblik • à un moment donnégeef dat potlood hier! • donne-moi ce crayon!wat zal de toekomst geven? • que nous réserve l'avenir?een kind voor straf geen toetje geven • priver un enfant de dessertzich gewonnen geven • s'avouer vaincudat verhaal geeft te denken • cette histoire donne à penseriemand te drinken geven • donner à boire à qn.〈sport en spel〉 wie moet er geven? • à qui la donne?het leven bestaat uit geven en nemen • dans la vie, il faut savoir faire des compromisiemand iets te verstaan geven • faire comprendre qc. à qn.iets er aan geven • abandonner qc.gegeven: een vierhoek ABCD • soit un quadrilatère ABCD〈spreekwoord〉 het is zaliger te geven dan te ontvangen • il y a plus de bonheur à donner qu'à recevoirhet was hem niet gegeven … • il ne lui fut pas donné … 〈+ onbepaalde wijs〉geef op! • donne!〈spreekwoord〉 eens gegeven, blijft gegeven • bien donné ne se reprend plus2 hij gaf veel om zijn dochter • il était très attaché à sa filleniets om iemand, iets geven • n'attacher aucune valeur à qn., qc.weinig om iets geven • accorder peu d'importance à qc.3 wat geeft het? • qu'est-ce que ça fait?dat geeft niet • cela ne fait rienzulke fouten geven niet • des fautes comme ça importent peu¶ hij gaf zich voor dokter uit • il se faisait passer pour un médeciniemand ervan langs geven • 〈slaag〉 donner une bonne raclée à qn.; 〈standje〉 donner son paquet à qn.niet thuis geven • 〈niet ontvangen〉 ne pas être à la maison; 〈niet reageren〉 faire la sourde oreille; 〈niet meedoen〉 ne pas vouloir participeriets ten beste geven • jouer, réciter, déclamer qc.→ {{link=zalig}}zalig{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.